Paard van Troje
January 7, 2024

Paard van Troje

Een koelkast als metafoor voor de bodemloosheid van het bestaan.

Ik herinner het me nog goed; het moment dat ik na mijn afstuderen mijn eerste betaalde baan had gevonden, en daarmee intrede kon doen in een fijn huis in Amsterdam. En vooral één van mijn eerste aankopen in dat huis: een zeeppompje van veertig euro. Niet dat ik het pompje had gekocht omdat ik het mooi vond, laat staan voor het merk -dat herinner ik me niet eens meer, maar het symboliseerde dat ik vanaf die dag volwassen in het leven kon staan. Ik was mijn hele leven al toegewijd om geheel Autonoom te zijn. Met hoofdletter A dus. En het zeeppompje dat die dag als stralend middelpunt op de wastafel stond, zag ik als triomf van deze onafhankelijkheid.

Zo’n 15 jaar later schafte ik gisteren voor in mijn nieuwe huis geen zeeppompje aan maar een grote zilver-grijze koelkast. Waarom? Na een aantal jaren in Zuid-Frankrijk door te hebben gebracht met mijn partner en onze droom van een eigen huis met familie, een hond en een stuk land in rook op te zien gaan, bevond ik mezelf sinds twee weken weer terug in Nederland. In Amsterdam, welteverstaan.

Het uitgaan van een langdurige relatie, verhuizen én ook nog terug emigreren. Dit alles levert natuurlijk behoorlijke stress op. Maar de verhuizing terug naar Nederland liep zo smooth als nooit tevoren, juist ook dankzij die geweldige ex. Ik vond een tijdelijke plek in een fijne buurt, had nog wat banksaldo, en mijn vrienden weer terug in de buurt.
Carpé Diem was het motto voor bijna anderhalve week lang. De wereld lag aan mijn voeten, vrijheid alom, dus ik kon mijn geluk niet op. En in die levenslustige bui had ik besloten dat ik niet mijn was over straat ging verslepen, ook al was deze woning een tijdelijk optie. Er moest dus een wasmachine komen. En dan tevens maar gelijk een goede koelkast.

Ook moest ik op zoek naar een nieuwe baan. Voordat we naar Frankrijk verhuisden kwam ik erachter dat mijn hang naar autonomie iets radicaals had. Ik zat op mijn eigen eiland, on-verbonden, zodat ik van niemand op aan hoefde te kunnen. Want al vroeg in mijn leven had ik geleerd dat je uiteindelijk niemand kunt vertrouwen en volledig op jezelf bent aangewezen. Ik noem het ook wel de hyper-individualistische erfenis van vroegkinderlijk of complex trauma. Mijn ex-partner en ik hadden daarom besloten dat het mooi zou zijn dat ik zou leren leunen, zodat we vanuit deze verbinding echt partnerschap konden creëren. Hij zou zorgen voor het inkomen dat hiervoor nodig was, en ik zou voor ons huis en de hond zorgen, maar vooral ook mijn eigen dromen volgen. En dat verliep allemaal redelijk goed. Totdat we uit elkaar gingen.

‘Gelukkig’ stak mijn autonome ik alweer gauw de kop op, want die baan in Nederland zou ik wel gauw even fixen. Daarnaast zou een koelkast– net zoals het zeeppompje – ook symbool staan voor mijn onafhankelijke staat van zijn. Niets bleek minder waar. De baan was niet even gauw gefixed, en ook de koelkast bleek niet dezelfde symboliek te herbergen als het zeeppompje. Wel kwam ik ergens anders achter; namelijk dat het makkelijk is om grote besluiten te maken en met de gevolgen te leven wanneer je je veilig voelt door externe omstandigheden. En dat als je een huis, een baan en een relatie als externe structuur hebt, dit vangnet ook mogelijke innerlijke onveiligheid verbloemt. Maar ergens diep van binnen weten we dit met z’n allen. Waarom blijven zoveel mensen anders in ongelukkige huwelijken of situaties plakken? We zijn ons er deels wellicht niet van bewust, maar willen vooral die mogelijk interne onveiligheid niet voelen. En dat is zo begrijpelijk.

Want wat bij mij zelf overbleef toen die externe veiligheid opeens onder mijn voeten weg werd geslagen? Een groot gapend gat. En dat gat bleek op de avond van 3 januari zijn intrede te doen in de vorm van een Tweedehands koelkast; een ding dat een prima keuze bleek te zijn voor mijn tijdelijke situatie bij de 2e hands witgoed zaak, maar het moment dat het gedrocht mijn keuken werd binnengesleept totaal niet bleek te passen. Het nam praktisch een vierde van de gehele keukenruimte in beslag. Miskoop van het decennium was nogal licht uitgedrukt.

Mijn hersenen begonnen meteen overuren te draaien. Waarom had ik dat onding überhaupt aangeschaft? Ik wist toch dat ik over een paar maanden dit huis weer uit moest? En een koelkast was noodzakelijk, maar ik had voor deze overbruggingsperiode eigenlijk al een mini camping koelkastje geconfisqueerd. Waarom had ik ook niet eerst goed gemeten?
Gelukkig kon ik tussen de oordelen door ook ergens wel mild naar mezelf zijn; want als je in maatschappelijk ogen min of meer bent gefaald; want geen relatie, geen vaste baan, geen vast huis, en je hoort van iedereen hoe erg het is ‘dat je weer helemaal overnieuw moet beginnen’, voelt het hebben van een koelkast en een wasmachine op z’n minst als een soort triomf om te kunnen laten zien dat je je basisdingen op orde hebt. Zoals het een echt onafhankelijk en autonoom mens betaamd, echode het in mijn oor. Het was dan ook de perfecte cocktail aan omstandigheden om deze aankoop vanuit mijn ego te laten komen. Ja, die koelkast, dat was mijn ego die als een Paard van Troje op de avond van 3 januari werd binnenge(t)reden.

En met dat paard ging mijn overpeinzing in minder dan 10 minuten over naar blinde paniek. Ik belde uiteindelijk mijn adoptieouders, en daarna mijn ex. Uiteindelijk kwamen beide gesprekken uit dezelfde conclusie: ‘Het was maar een koelkast. En natuurlijk was er op dit moment veel aan de hand. Ieder normaal mens zou van deze situatie stress hebben’. ‘Ja’, zei ik, ‘het is natuurlijk ook normaal in deze situatie (het hele Paard van Troje verhaal hield ik maar even achterwege)’. Dankbaar dat ze er allemaal waren, en iets meer gerustgesteld, viel ik uiteindelijk in slaap.

Maar om 1.00 uur nachts werd ik weer wakker en begon het hele circus overnieuw. Panisch gevoel in mijn lijf, bonzend hart. Ik stapte uit bed en begon te ijsberen. Mijn brein sloeg klokslag overuren en ik begon tegen mezelf te praten. ‘Ok, ik weet dat ik onder stress sta, en dan maak je -zoals iedereen weet – vaak niet de beste keuzes. Als ik nog in een relatie had gezeten, had ik hoogstwaarschijnlijk deze rare kattensprong niet genomen. Het voelt alleen niet alsof dit schepsel mijn woningruimte is ingeduwd, maar mijn hele persoonlijke ruimte heeft bezet. En ik zelf heb dat laten gebeuren. ‘Ok, Aurélie, niet zo dramatisch. Geld kan alles fixen. Ik ga het ding gewoon omruilen. Of ik laat het op straat zetten. Maar daarmee zou ik overigens mijn echte onafhankelijkheid de deur uitgooien, want dit enorme blok aan mijn been is door twee sterke mannen binnengebracht, en heeft dus ook weer minstens twee sjouwers nodig om verplaatst te kunnen worden.

Zo ging het nog even door. Totdat mijn hersentoeren een loopje met me namen en weer oversloegen in blinde paniek. En niet zo eentje waarvan je weet dat het over tien minuten weer over is, of waarbij anderen je kunnen helpen kalmeren. Nee het soort paniek dat vanuit je botten komt, verweven is met je zweet en uit je poriën kruipt. Ik deed het licht aan en keek naar de ruimte om me heen, tapte lichtjes met vlinderbewegingen op mijn borst. Maar ik wist; in deze staat van zijn is er geen somatische oefening die me kan helpen.

Om 4.30 uur vond ik mezelf verdwaast en uitgeput op de bank in de woonkamer, en opeens herinnerde ik me het boek van boeddhistische monnik Perma Chodrön ‘When Life falls apart’. Ik pakte het erbij en begon te lezen. Ze beschrijft dit grote gat precies zoals ik het voelde; als bodemloosheid.  ‘All anxiety, all dissatisfaction, all the reasons for hoping that our experience could be different are rooted in our fear of death […] We experience it in the form of disappointment… when our marriage isn’t working, when our Job isn’t coming together.’ Het kunnen hebben van een relatie met de dood in het dagelijks leven betekent volgens Chodrön dat we leren te ontspannen met onzekerheid, met paniek, met dingen die niet lukken, maar vooral zoals ze stelt; dat we leren omgaan met de altijd aanwezige bodemloosheid van het leven dat zo aan de dood doet denken. We moeten beseffen dat de babysitter die er ooit voor ons was, niet kan blijven opdraven.

 Maar natuurlijk; alles wat momenteel uit mijn handen glijdt, gaat over deze angst voor de dood. En uiteindelijk ben je ook op jezelf aangewezen. Toch merkte ik dat ik meer nodig had dan dat. Het is wellicht een beetje ijdel om een boeddhistische monnik zoals Chodrön te corrigeren, maar iets klopte er niet. Want dit gevoel van dood, en de angst ervoor, wordt door iedereen op andere – op meerdere of mindere gevoelige – wijze ervaren. Zo ken ik het bijvoorbeeld gevoel van een metaforische babysitters waar Chodrön het over heeft überhaupt niet, want in de eerste maanden dat ik in deze wereld kwam realiseerde mijn gevoelige systeem zich dat ‘deze wereld niet veilig was’. Mijn eerste reactie was om te verkrampen, verstijven en uiteindelijk te bevriezen. Daardoor verloor mijn systeem de gevoelde ervaring die gekoppeld had moeten zijn aan lichamelijke en relationele veiligheid. En dat gevoel, werd de basis van mijn levenservaring en mijn identiteit.

Bij veel mensen met vroegkinderlijk (complex) trauma heeft hun angst voor de dood zich al vroege leeftijd in hun systeem manifesteert -zelf nog voordat zij überhaupt een gevoel van eigen identiteit hebben kunnen ontwikkelen. Hun pre-trauma persoonlijkheid, het vitale gedeelte, wordt daarmee vanaf het begin overspoeld door deze doodsangst, dit gevoel van onveiligheid. Maar mens of dier wil altijd overleven. Dus wat er opstaat is een overlevingsidentiteit-deel die alle andere delen wilt beschermen en daarmee wegdrukt. Met als gevolg dat het gezonde deel van de identiteit(sontwikkeling), en daarmee verbinding met de wereld, met andere mensen, geen mogelijkheid heeft om zich te ontvouwen. Dan is liefde en zachtheid ontvangen een opgave voor de rest van het leven. En dat is zacht uitgedrukt. Geen babysitter die daar vervolgens nog tegen opbokst.

Maar het allerbelangrijkste aspect van dit alles is dat bij vroegkinderlijk trauma al deze informatie zich direct vastzet in het lichaam, omdat een baby rationeel nog geen ervaringen kan categoriseren. Die lichamelijke imprint draagt de persoon een leven lang met zich mee, en geven vaak klachten, totdat er daadwerkelijk waarachtige expressie aan kan worden gegeven, de persoon in kwestie met behulp van de ander zichzelf leert reguleren, en er heling kan worden ingezet.

De schrijver Betty Lifton zegt het zo; a vital part of the self can be lost and an inner deadness experienced when there is such a splitting of the infant ego. Je kunt dus spreken van een innerlijke – of in mijn eigen termen symbolische- dood, omdat het grootste deel van de identiteit op primair symbolische wijze afsterft. 
Dus dat is wat met die koelkast zijn intrede deed; het confronteerde mezelf met mijn eigen vroege dood dat zich te vroeg al diep in mijn lichamelijk systeem had genesteld. Dit ging niet over een gewoon ego, maar over een baby-ego op overlevingsstand. Strak in het Zanussi-harnas en op hyperalerte waakstand zou het beschermen wat achter die deur zat. Want daar ging het om; dat die getraumatiseerde baby het zou overleven. En niet in dit moment, want op dat moment was er in de keuken eigenlijk niets aan de hand, maar terug in de situatie van zo’n 37 jaar geleden. Maar ook een koelkast deur gaat op een gegeven moment open. 

Wat ik hiermee wil zeggen is dat het erkennen van die bodemloosheid die Chödron benoemd klopt. Maar in plaats van het alleen waar te nemen, en het proberen voorbij te laten gaan (wat dus echt niet lukt in zo’n situatie) heeft de situatie juist iets menselijks, iets warms nodig. Iets minder stoïcijns en iets meer hart. Alleen dan kan dat overlevingsdeel haar harnas kan laten zakken en kan het baby-trauma-deel door mijzelf gezien, gehoord en veiliggesteld worden. Omdat ze ervaart dat ik als volwassene die getraumatiseerde baby kan baby-sitten. Omdat de tijd dat anderen dat voor me kunnen doen inderdaad voorbij is. Haar angst voor de dood omarmen vanuit het hier en nu is het enige dat ik kan doen. Daar, in het voelen van het beginpunt van de liefde, ontstaat het eindpunt van paniek en de radicale autonomie.

Dat besef brak me. En dus huilde ik, en nog meer, wat goed was omdat het mijn gewone adem snel terugbracht en alle spanning in mijn lijf liet zakken.
En om 05.00 uur val in dan toch voor een paar uur in een zachte en diepe slaap.

De volgende ochtend loop ik naar mijn koelkast. ‘Hallo ego’. Ik kijk ernaar en lach vriendelijk. Het ding is nog steeds erg aanwezig in de ruimte, maar zoals de lelijke invasie van gisteren ervaar ik hem niet meer. Sterker nog, ik zie de zachte rondingen die de vierkante romp omlijsten. De komende dagen ga ik maar eens rustig een besluit neem over wat ik met dit bakbeest zal doen. 

NB.
Inmiddels staat de koelkast op een mooie plek, want hij paste precies in een inkeping in de muur. Zo zie je maar hoe een trauma-beweging niets met de werkelijkheid van het nu heeft te maken, en alles met de situatie in het verleden waarin je wordt teruggetrokken. Mensen met (vroegkinderlijk) trauma ervaren dit soms aan de lopende band. Ze staan in overlevingsstand, in plaats van in het leven.

Dit stuk is dan ook bedoeld ter illustratie; om bewustwording te creëren hoe (vroeg)kinderlijk trauma invloed heeft op het dagelijks leven en hoe dit zich via het lichaam manifesteert en op de meest willekeurige momenten, maar vooral in intense omstandigheden, soms vlammend komt opzetten. Trauma-werk is een proces, waarbij je om kan leren gaan met dat wat je heeft gevormd, jezelf leren reguleren. En dat gaat voornamelijk via het lichaam, en met behulp en het leren vertrouwen van de ander. Maar jezelf kennis verschaffen over hoe trauma zich manifesteert, geeft ook rust. Trauma-werk is niet een quick fix, helemaal als er naast shock-trauma ook ontwikkelingstrauma aanwezig is, dat verwezen zit met het gevoel van  wie je bent.

 

Quick links

Aurélie Lever

Social Media

Privacy statement